De legendarische G 5/5 in
de uitvoering van de DB. Circa 20 van deze krachtpatsers uit de vierde
leveringsserie had de DB in zijn bestand opgenomen. Het uiterst
gedetailleerde Märklin-model toont de prachtige loc zoals in
gebruik rond 1949 met talrijke
voorbeeldgetrouwe gebruiks- en geluidsfuncties, incl. mfx-decoder.
Voorbeeld: Zware
goederentrein-stoomlocomotief serie 57.5 (voorheen Beierse serie G
5/5), met sleeptender 2´2 T21,8. Type-uitvoering uit de derde
leveringsserie. Zwart/rode basiskleurstelling van de Deutsche
Bundesbahn (DB). Bedrijfsnummer 57 565. Zoals in gebruik rond 1949.
Model:
Met nieuwe digitale decoder mfx+ en uitgebreide geluidsfuncties.
Geregelde hoogvermogenaandrijving met vliegwiel in ketel. 5 aangedreven
assen. Antislipbanden. Locomotief en tender grotendeels van metaal.
Geschikt voor rookgarnituur 72270.
Met de rijrichting wisselend tweepuntsfrontsein en naderhand in te
bouwen rookgarnituur traditioneel in bedrijf, digitaal schakelbaar.
Verlichting met onderhoudsvrije warmwitte lichtdiodes (ledlampen).
Kortkoppelingsmechanisme met schaargeleiding tussen loc en
tender.
Voor op de loc en achter op de tender door snelheid bekrachtigde
kortkoppeling met NEM-schacht. Kleinst berijdbare boogradius 360 mm.
Zuigerstangafscherming en remslangen worden meegeleverd.
Lengte over de buffers 23,5 cm.
Eenmalige serie.
Beierse G 5/5, DRG/DB 57.5
Voor de steile Beierse trajecten schafte de Bayerische Staatsbahn al in
1911 in totaal 15 locomotieven uit serie G 5/5 aan. De vijfvoudig
gekoppelde machines waren in lijn met de Beierse tradities als
4-cilinder compoundstoommachines (quadriple-expansie)
geconfigureerd. De machines genereren rond 1.650 psi en overtroffen
daarmee alle andere loctypes van de deelstaatspoorwegen met afstand.
Een modern accessoire was een stavenframe. In elk gietstuk was een
inwendige hogedrukcilinder en een uitwendige lagedrukcilinder
samengevoegd.
Een uitwendige Heusinger-aansturing met hangijzer zorgde via de
gemeenschappelijke cilindrische schuif van de hoge- en lagedrukcilinder
voor de stoomverdeling. Alle vier de cilinders werkten op het derde
koppelingswielstel.
In 1920 werden de machines uit de eerste serie gevolgd door meer
locomotieven, die nu iets steviger waren geconstrueerd en een hoger
vermogen boden. Tot 1924 zijn in totaal 80 locs uit de vervolgserie
geleverd en in bedrijf genomen. De G 5/5 was de sterkste machine met 5
askoppelingen van alle locs op de Duitse deelstaatspoorwegen en kon bij
een
stijging van vijf promille tot 1.210 ton trekken met een snelheid van
40 km/h. Daarmee liet hij zowel de Pruisische G 10 en G 12 als de
latere DRG-series 50 en 52 met gemak ver achter zich.
De DRG nam nog slechts zeven machines uit de eerste serie over, met de
nummers 57 501-507. De
vervolgserie ging echter in zijn geheel naar de Deutsche Reichsbahn,
deze machines kregen de nummers 57 511-590. Na de Tweede Wereldoorlog
waren er nog slechts zo'n 20 machines in handen van de DB, de meeste
uitgerangeerd. Het grootste deel werd al vóór
1947 buiten bedrijf gesteld,
de laatste G 5/5's volgden in 1949.
Highlights